Aantekeningen |
- ANDEL, HUIBERT ANTONIE VAN, *
Gorinchem 21 juni 1875, f Semarang
(Indonesië) 27 mrt. 1945. Zn. van Huibert
Johannes van Andel, koopman, en Anthonia
Wilhelmina Constance Muylwijk. Stud. theol.
Kampen 1892, VU Amsterdam 1896. Dr. theol.
VU 1912 (promotor: H.H. Kuyper).
Geref.pred. Zuidland 1900, Baarn 1908, Amsterdam
(voor de missionaire dienst te Solo) 1911, Delft
(idem) 1922, in Japans interneringskamp 1942-1945. Hij huwde op 18 dec. 1912 te Buitenzorg met Jacqueline Cornélie Rutgers (1874-1951).
Als student was Van A. medeoprichter van de Ned. Chr. Studenten Vereniging (NCSV). Interesse in zending bracht hem in 1912 tot een promotie op De zendingsleer van Gisbertus Voetius. Van A. interpreteerde Voetius naar een
19e -eeuws zendingsbegrip en ordende diens kerkelijke
zendingsdoelen als bekering, kerkplanting en Gods verheerlijking. Zending beschouwde Van Andel als kerkelijke arbeid tot kerkplanting onder niet-gedoopten. In zijn latere Javaanse praktijk maakte hij geen onderscheid tussen zending en kerkelijke zorg voor christenen. Zijn onderzoek was mede ingegeven door de zendingsontwikkeling in de Geref. Kerken na de synode van Middelburg (1896). Volgens Van Andel wees deze synode, anders dan Voetius, de Godsverheerlijking als het hoogste doel van kerkelijke zending expliciet als een tweevoudige
aan: zowel in aanvaarding als verwerping van de heilsboodschap.
Na zijn promotie en uitzending door de geref. kerk van Amsterdam werkte Van Andel aanvankelijk op West-Java, totdat Solo op Midden-Java -het officiële centrum van de islam - als werkterrein kon worden geopend. In 1922 werd hij aan de kerk van Delft verbonden, al propageerde hij
zelf een dubbele lastgeving, d.w.z. een uitzending mede namens de Javaanse kerk te Solo.
Van Andels vrouw, een dochter van F.L. Rutgers, had eerst een onderwijzers- en een verpleegstersopleiding volbracht (resp. in Amsterdam en Lausanne) en was vóór haar huwelijk reeds werkzaam geweest op Java. Tijdens haar
verlof (1907-1911) had zij bovendien enkele jaren Javaans en Arabisch gestudeerd. Als ervaren verpleegster ook taalvaardig in Javaanse dialecten - zij werd in 1932 mederedacteur van De Macedoniër - stimuleerde zij het kerkelijke werk onder vrouwen en meisjes, waardoor Van
A. nauwer contact kreeg met de Javaanse bevolking.
Door zijn toedoen nam de Bijbel- en lectuurverspreiding
op Midden-Java vanaf 1916 een hoge vlucht. Van A. richtte zich daarbij op school- en elitevorming. Zijn arbeid leidde tot talrijke doopaanvragen vanuit de Indische en
Chinese bevolking. In 1921 startte hij een brochurereeks
over "levensvragen voor denkende menschen" waarin thema's werden behandeld als "de Heilige Schrift", "ons kennen van God".
|