» Allemaal zien     «Vorige «1 ... 931 932 933 934 935 936 937 938 939 ... 963» Volgende»     » Dia voorstelling

Willem Zoeteman in de rechtbank voor brandstichting bij zijn tante (1876).

Het opzettelijk in brand steken van brandbare stoffen , geplaatst om den brand tot een gebouw te doen overgaan , waarbij niet te voorzien was , dat eenigen menschenleven daardoor in gevaar kon worden gebracht , is de beschuldiging ten laste gelegd aan zekeren W . Z . , oud 35 jaar , zonder beroep en woonachtig te Zuidland . Zijne zaak diende heden voor het Gerechtshof te ' s-Gravenhage. De beschuldigde , die sedert een reeks van jaren bij zijn tante inwoont , in het bezit van ongeveer 25 gemet land dat hem jaarlijks ƒ 25 per gemet opbrengt , en voor niets behoeft te zorgen , had den 11den Juli dezes jaars zooveel schulden , veroorzaakt door het aanhoudend misbruik van sterken drank , dat hij het heillooze voornomen ten uitvoer trachtte te brengen , om als vergoeding voor zijn tante, wie hij alles verschuldigd was , haar woning in brand te steken, omdat zij hem het geld tot betaling zijner schulden benoodigd , niet wilde ter hand stellen . Daartoe spreidde hij in eene naast de woning staande schuur eenige takkebossen uit en stak die met lucifers in brand . Gelukkig was spoedig hulp aanwezig en was het reeds vlam gevatte hout dadelijk gebluscht . Van eene aanvankelijke ontkentenis kwam hij al spoedig tot eene volledige bekentenis , maar nu deed zich de vraag voor of den beschuldigde deze daad wel kan worden toegerekend . Uit de verklaringen der getuigen bleek , dat hij dag aan dag in beschonken toestand verkeerde en slechts een kwartier uur daags nuchter was . De verklaringen van twee geneesheeren , als deskundigen gehoord,waren eenstemmig , dat besch . aan chronische alcoholvergiftiging lijdende was en dat het fijn overleg ten opzichte van de brandstichting , bij hem waargenomen , meermalen bij volslagen krankzinnigen evenzeer valt op te merken . De vraag of beschuldigde " gehandeld heeft in een toestand van toerekenbaarheid maakte dus het hoofdpunt in deze strafzaak uit . Het O . M . , dat waargenomen werd door adv.-gen . mr . Gregoiy, twijfelde in geenen deele aan die toerekenbaarheid , daar de beschuldigde , die ook in staat was zelf zijn vermogen te administreeren , zich al hetgeen is voorgevallen duidelijk en klaar herinnert . Hij achtte geen pyromanie , aandrang tot brandstichting , aanwezig maar geloofde dat men te doen heeft met een persoon die volkomen compos mentis is , niet met een krankzin nige , maar met een schromelijk ondankbaren echten booswicht , die met het tuchthuis verdient gestraft te worden . Daar Zed . A . het ten laste gelegde bovendien voldoende bewezen oordeelde , eischte hij eene veroordeeling tot 5 jaren tuchthuisstraf . — De verdediger Mr . Do Kantor , procureur te Brielle , geloofde dat de daad niet toerekenbaar is . De quaestio van het bewijs achtte hij niet noodig te bespreken . Hij schetste zijn client als een dronkaard , zedelijk , lichamelijk en geestelijk verwoest , die in een tijdsverloop van drie jaren voor een som van ƒ 5500 aan jenever had verloren doen gaan . Volgens pleiter had men hier - te doen met een machine lijdende aan chronische alcoholvergiftiging . Omtrent het overleg merkte hij op , dat dit niets tegen besch . bewijst , zich beroepende op de verklaringen der deskundigen , en ook hij was het eens dat het fijnste overleg bij volslagen krankzinnigen kan worden waargenomen . Na uiteenzetting met aanhaling van tal van schrijvers van de gronden voor zijn beweren concludeerde de verdediger op grond van art . 64 C . P . tot ontslag van rechtsvervolging .
Mocht het Hof evenwel zijn gevoelen niet doelen , dan verzocht hij subsidair , vóór dat eene veroordeeling zou worden uitgesproken , dat een nader verhoor van deskundigen zou worden bevolen . Uitpraak aanstaanden Donderdag . ( A r . li . Ct .)

» Allemaal zien     «Vorige «1 ... 931 932 933 934 935 936 937 938 939 ... 963» Volgende»     » Dia voorstelling